Een virus is een kleine hoeveelheid erfelijk materiaal omhult met een eiwit. Een virus koppelt zich aan een cel -gastheercel- en injecteert vervolgens het erfelijk materiaal in de cel of versmelt met de cel. Binnen in de cel kan het virus zich vermeerderen. Tijdens de vermeerdering van een virus worden oorspronkelijke cellen vaak gedood. Virussen leven dus in een organisme én ten koste van dat organisme. Virussen kunnen zich snel aanpassen aan veranderende omstandigheden. Een griepvirus vertoont zich steeds weer in een andere vorm waardoor vaccinatie moeilijk is.